Beschouwingen Afrika – 2 De tijd
Een vriend vroeg, toen we nog in Europa waren, of we de rust al hadden ervaren. De rust om niet meer te reizen van a naar b, maar om de reis te ervaren als een logische aaneenschakeling van in- en uitademingen. Onnadenkend alleen maar te ‘zijn’ en niet te ‘gaan’. Ik gaf hem het antwoord dat ik dacht dat punt al te hebben bereikt toen we in de truck stapten en Nederland verlieten. Mijn antwoord was oprecht, maar fout zoals een paar maanden later bleek.
Tijd is een sluipende moordenaar zoals nu blijkt. (ons ‘nu’ is na 5 maanden reizen, overigens.) Tijd maakt dat anderen een oordeel hebben over je vitaliteit (ouderen zouden minder vitaal zijn dan jongeren). Tijd maakt dat je ingedeeld wordt in een vakje waar jezelf helemaal niet het gevoel van hebt dat dit past. De tijdsbeleving op dit Afrikaanse continent zou een verplicht onderdeel in ons onderwijs in Europa moeten zijn. We proberen dat gevoel uit te leggen, maar realiseren dat het voor de niet-Afrika-gangers toch theoretisch zal lijken.
Tijd is het grootste cadeau dat ik op deze reis heb mogen ontvangen. Nu pas, na maanden van onthechting, ervaar ik de tijd als een logisch fenomeen dat op geen enkele wijze mij beperkt of stimuleert. Tijd lijkt nu een gevolg van zaken. We vertrekken s’morgens. In plaats van: we vertrekken om 09.00 uur. Meestal roep ik de tijd als we wegrijden, zelden is het voor 10.30 uur, maar altijd is het goed. We hebben geen tijdsafspraken, willen nergens op een bepaalde tijd zijn. Ambassadebezoeken worden soms door tijd gedirigeerd, maar ook daar is alle tijdsbegrip nogal rekbaar, naar twee kanten.
Ik hóef niets. Niets te doen en niets te laten. Ik doe niet meer als [zijn], ik ben [er]. Wat die [er] in hemelsnaam dan ook maar mag zijn. Zijn die vijf maanden 200 dagen of tigduizend uur? Het lijkt van ons af te vallen. Maten, kilometers, uren, dagen lijken zaken uit een verleden en hebben hun geldigheid verloren. Het is deze ervaring van deze Nieuwe Tijd, die me de Nieuwe Ruimte en ook Nieuwe Inzichten geeft.
In Afrika is er een uitstekend netwerk van bussen tussen de grotere en kleinere steden. Een beetje dorp, maar zeker een stad heeft een verzamelplaats van bussen die de verschillende kanten opgaan. De vertrektijden zijn interessant. Immers als Europeaan vraag je hoe laat de bus vertrekt om dat een volstrekt onbegrijpelijke frons in het voorhoofd van de chauffeur te zien. Hij roept uiteindelijk iets wat jij wilt wat hij antwoordt: ‘over een kwartier’ met dat vraagteken in jouw zin, wordt ‘over een kwartier’ met een uitroepteken als zijn antwoord. De werkelijkheid is veel simpeler; de bus vertrekt als deze vol is. Dat kan ook over twee uur zijn, maar wat maakt dat uit? Je komt er beslist. Vandaag, morgen of overmorgen. Heb je een vergadering uitgeschreven om vanmiddag twee uur en zit jij daar als eerste, maar ook enige, zou je een soortgelijke vraag als aan de buschauffeur kunnen stellen. Het antwoord op de vergadervraag is in feite even simpel: de vergadering begint als iedereen er is.
Dit lukt de Afrikaan het [wachten] een begrip te laten zijn wat geheel Afrika tot kunst lijkt te hebben verheven. Tijd is los komen te staan van hun werkelijkheid. Het echte wachten overigens doen de Afrikanen in hun eigen ledigheid. In de wachttijd ontstaan er feitelijk geen gesprekken met anderen, ze zitten met lege ogen voor zich uit te staren. Hun aangeboren berusting maakt het wachten tot een eigen soort meditatie. Europeanen lijken [de] tijd te bezitten, de Afrikaan heeft [tijd]. De gesprekken barsten écht los als de bus vertrekt, alsof dat pas het startsein is van een bruisende activiteit. Al wachtend wordt ons niets aangeboden, maar als de bus start springen tientallen vrouwen met trossen bananen, gebakken vis, beef en kip, meloenen of andere groenten naar de ramen om hun waren aan te prijzen. De wachttijd lijkt een heilig domein van lekker niks doen, maar blijkt een meditatieve staat van zijn.
Vraag een Masaï hoe oud deze is, vraag een man die je boven de zestig jaar inschat naar zijn leeftijd en een gissing is je antwoord. Omdat het belang van leeftijd het begrip tijd als basis heeft. Dit begrip heeft de Afrikaan beslist niet. Ik kijk met plezier naar een groepje van 5 mannen die de motor van een bootje aan het repareren zijn. Allen zitten ze gehurkt, in squad, een positie die ze urenlang kunnen volhouden. De afspraak was dat ze de motor werkend zouden hebben om 08.00, het is inmiddels 11.00 uur en ze lachen er niet minder om. Eén man sleutelt, vier anderen kijken toe, geven advies en de tijd tikt weg. Als de opdrachtgever komt en zich ook in squad zet, begrijpt hij dat het nog niet klaar is. Haasten heeft geen zin, het is klaar als het klaar is. Levert de ergernis van ons Europeanen een ander resultaat? Een snellere reparatie? Dacht ik niet, het is de tijd die ik nu herken als die sluipmoordenaar, maar ook van het eeuwige spel van onder druk zetten of gezet worden. Een spel dat hier (nog) niet wordt gespeeld.