Au revoir la douce France
Klopt dat ik géén professionele chauffeur ben. Alhoewel mijn bolle buik en mijn koddige kont anders doet vermoeden: ik ben een amateur. Een liefhebber van binnenwegen die alleen door gekte gedwongen zou kunnen worden van de Route National af te wijken om tijdelijk, zo’n anderhalf uur te koste van € 29,00, toch te kiezen voor de Péage.
Waar mijn bolbuikige vrienden hun hand niet omdraaien om geheel France te doorkruisen in één dag, doen wij daar gerust een hele week over. We verbazen ons over dat enorme land, spreken met Jean en Alleman in ons kneuterige, onbeschaamde mengelmoesje van schoolfrans maar wel met de melodie van Charles Aznavour’s zoetgevooisde mooiste liederen. Kortom we hebben het vreselijk naar onze zin.
We verbazen ons over ‘ons’ Frankrijk. Het land waar de stokbroodbus met van die schuifdeuren, luid claxonerend keuze gaf uit grand of demi. Beiden een heerlijk stokbrood van onnavolgbare klasse, nu verworden tot een afbak-fabrieksbrood.
Waar de 2CV je pruttelend tegemoet rijdt, overhellend in elke bocht en rijdend alsof deze de enige weggebruiker was. Het zijn nu weliswaar de Franse auto’s die de boventoon voeren, maar de Japanse invasie maakt het wegbeeld meer internationaal dan Frans.
Die heerlijk oude straten, de doorgangswegen door die lange dorpen, met huizen waar de opa’s en oma’s op hun stoelen de voorbijgangers met zuinige mondjes nakijken. Die straten zijn er nog steeds, de huizen ook, maar ze zijn onbewoond. “Frankrijk heeft de tijd om huizen ouder te laten worden” spreekt Trui-lief haar filosofische woorden. “Achter deze rij vergane glorie schuilt een rij nieuwere huizen. Het leven is gewoon tien meter naar achter verplaatst.” Het zijn ‘gasvangers’, ouderwetse barrières die de strijd aangaan tegen de overdaad van moderne auto’s. En tegen ons ouwerwetse Bulletje, met euro -4, kilo’s CO2 tegen die huizenrand spattend.
En toch gaf Frankrijk voor ons weer zoveel plezier. Genieten we van die babbelende ouwe mensjes die hun bewondering uitspreken als Trui-lief, netjes aangekleed, de truck uitstapt. Iets wat blijkbaar niet overeenkomt met hun verwachting. Tot ze mij zien, met mijn te grote broek met dubbele bodem, mijn vest waar de historie duidelijk herkenbaar is. Met mijn sigaartje in de mondhoek bevestig ik gelukkig hun stereotype beeld weer: nonchalante reiziger die zich nergens een reet van aantrekt. De oranje bril detoneert het beeld, maar ja, weten zij veel van mijn identiteitscrisis?
Staan we dan. In Perpignan, de laatste stop voor Spanje. En al meteen slaat de weemoed toe. De taal wordt anders, harder. Alleen Trui communiceert morgen nog in haar ANWB Spaans. Maar vandaag staan we met 23 graden aan een prachtig strand. Verboden voor voertuigen boven 3.500 kg, verboden voor campers, verboden te overnachten. Een mooiere plaats is dus niet denkbaar. 20 meter van het zachte zand, de golven zo’n 50 meter voor de bumper. Dát we worden weg gestuurd is onderhand tijd, we hebben al te vaak de regels geschonden, maar we zijn er klaar voor.
De wereld is aan de onnozelaars. Aan de reizigers. Aan ons.