Beni-treffen en ’t Clubke
en de (on)handige (on)dankbaarheid van ons mensen.
Stel je voor, een plekje dat nét zichtbaar is vanaf de snelweg, verscholen in een bos. Het lagere fluitenkruid staat vooraan, de meidoorn met witte bloembladeren langs haar kenmerkende lange takken groeit erachter wat hoger, je ziet beweging, hoort gerommel. Niet zo vreemd, toch? Dan draai je het raampje open en raakt de eerste geur van vers brood het puntje van je neus. Ogenblikkelijk gevolgd door het water dat spontaan je mond vult.
Grote mannen zijn in de weer met een militaire keuken op wielen, zoiets dat je nog kent uit je diensttijd. Die keuken die nooit op tijd kwam, op hout gestookt de lekkerste dingen maakte, maar waar je altijd in de rij moest staan en lang wachten. Je herinnert je nog de kleffe klap waarmee een soort brij in je gammel (spreek uit gammèl) werd gekwakt. Respectloos gegeven, respectloos ontvangen. Maagvulling bij gebrek aan beter.
De argeloze passant, de mond vol water, gaat vol vraagtekens naar de grote mannen met hun keukens en lekkere geuren. Als vanzelfsprekend wordt deze ‘vreemdeling’ ontvangen, met open armen, hun handen gevuld met vers brood met eigengemaakte jam. ‘Pak aan, er is genoeg’, klinkt het in dat gastvrije Vlaams. De argeloze passant aanvaardt hun vanzelfsprekendheid met enig argwaan, zoekt verholen naar een betaalpunt als hij de eerste hap neemt en een gevoel van rust hem overvalt. Ondanks de drukte van de grote mannen (hij ziet nu ook vrouwen die een soepel deeg aan het kneden zijn) is er een rust bij deze troepen, een vanzelfsprekendheid die de argeloze passant weliswaar geen kassa oplevert, maar een luie sofa. Bedenk het maar: midden in het bos, op 100 meter van zijn auto, zit deze argeloze passant te genieten van zijn rijke boterham. Een gevoel van schuld neemt ineens de plaats in van de, blijkbaar niet vanzelfsprekende rust. Geen oor voor de vogels die volop aan het nesten zijn, geen oog voor de zonnestralen die de dauw van die ochtend overwinnen.
Nog heel wat langer had hij willen blijven zitten, genietend van de keukentroepen, van de geuren, maar zijn schuldgevoel noopt hem tot die geconditioneerde actie dat hij vooral moet betalen. Dat hij een indringer in deze wereld is, dat dit welkom nooit zo bedoeld kan zijn. Zijn rust kan hij pas vinden na betaling. Enkele pogingen over geld in gesprek te komen resulteren in vers gebakken wafels van een buitenaards formaat die na royaal met poedersuiker te zijn bestoven, alleen hanteerbaar zijn als deze worden dubbelgevouwen. Was de royale boterham met eigengemaakte pruimenjam al een feest, deze wafels winnen het op alle fronten. Helaas nog niet van het schuldgevoel, van het armzalige 5 eurobiljet dat inmiddels vet is geworden van die overheerlijke wafel. De argeloze bezoeker, inmiddels volledig ‘schuldig’ verklaart door de rechtelijke macht van de Gemiddelde Mens, voelt zich in toenemende mate hulpeloos en verwacht achter elke boom een ratelende kassa die zijn gretigheid gewoon zal moeten bestraffen.
Het clubke, zoals ze zich noemen, aanvaardt geen geld als tegenprestatie. Heeft als doel zichzelf steeds verder te bekwamen in het culinair genieten en culinair delen. Choqueert menig argeloze bezoeker en transformeert deze naar nieuwsgierige smakkende vraagtekens. Opent gesprekken over de vanzelfsprekendheid van het delen. Van het verantwoord bereiden van maaltijden die steevast in grotere porties worden gemaakt dan zijzelf op kunnen. Niet om het restant weg te gooien, maar om te delen. Te delen met mensen, ook met die Gemiddelde Mensen, waar wij deel van uitmaken. Een uitnodiging om te achterhalen waarom delen zoveel leuker is dan het isolement van functioneel eten, van louter functioneel bereide maaltijden.
We ontmoeten dit clubke op het Benitreffen een verzameling globetrotters die het grondpad prefereren boven het teerpad met bovenmaatse oudere auto’s. Zien de verbazing in de ogen van de bezoekers die met lege ogen en mokken, met lege borden strak in krampachtige handen, het gebaar van het clubke maar moeilijk kunnen doorgronden. Voor een driedaags treffen wordt € 15 gevraagd. Onmogelijk dat deze lekkernijen gratis zijn, immers wanneer na drie rondes wafels bakken om 01.00 nog iemand om wafels vraagt wordt de houtoven weer opgestookt, nieuw beslag gemaakt en nog een rondje overheerlijks geproduceerd. Niet omdat het moet, maar omdat het gewoon lekker is. De onhandigheid dit dankbaar te aanvaarden wordt door enkelen begrepen. Die vervolgens niet meer weg te slaan zijn. Die spontaan meehelpen met de afwas, het gesprek aangaan en onder de indruk komen. Onhandigheid wordt handigheid, zet ze aan het denken over deze vanzelfsprekendheid. Ondankbaarheid wordt geen dankbaarheid voor het eten, maar voor hun tomeloze sociale energie.