Offroad Engelen
Het was al weer een paar dagen geleden dat we zand hadden geproefd. De teerwegen knabbelden aan ons 4×4 geloof. Zo leek het. Trui navigeerde ons op een 20 km offroadpad. We floten dat het een lust was, dansten over de mulle zandpaden, wetend dat ons eigenlijk niets kon gebeuren. Immers, wat is 20 km als er iets tóch fout zou gaan. Een lekke band, een opgeblazen motor, of onszelf vast rijden? Hulp zou slechts op loopafstand zijn. Niet dan?
Als vanzelf, tenminste zo zei Trui, geheel uit het niets veranderde deze 20 km in een stukje van 210 km. Zonder vooraankondiging, beslist de route volgend, veranderde ons ‘zekere’ uitzicht in een bar stuk weg, waar tracks4africa, ons onvolprezen gps systeem, plotsklaps aangaf: serious offroad, need for extreme caution. Ja, ja dat zal wel. Terug gaan, we vinden dat eigenlijk nooit een optie, was ook hier om een onverklaarbare reden ‘out off the question’.
Gravelpaden rijden je banden aan stukken, hele plukken rubber worden van je band gerukt, maar gravel is voorspelbaar. Zandpaden zijn heerlijk om met de truck in te dansen, maar zijn volstrekt onvoorspelbaar. Maar dan de combinatie van het zandpad (waar je de lucht in de banden van 4 naar minder dan 1,5 bar brengt) en de rotsachtige paden waar wij ineens op zaten. Ga je daar met slappe banden rijden, dan scheuren deze open door die scherpe rotspunten. Het aflaten van zo’n 4 banden kost je een kwartiertje, het oppompen een dik half uur, altijd in een bloedhete zon natuurlijk. De vraag is, duurt de rotsachtige weg een half uur, of maar 5 minuten? Kortom, onzekerheid en daarom verdomd zorgvuldig sturen.
Onze snelheid is minder dan die van een slome wandelaar. De kilometerteller geeft niets aan, op de gps zien we 4 km/uur. Nog 200 km te gaan, een ongelofelijke 40 uur in de snelheid die we nu aan konden houden. Afzien. Hoe erger de rit, hoe mooier het landschap is al vaak gebleken. We zien echt wilde kudu’s, giraffen, zebra’s en we zien rennende struisvogels. Een heel andere ervaring dat deze in een wildpark te zien, het blijft op een andere manier plakken in onze vermoeide hoofden. Het paadje dat we rijden is ‘ezelbreed’, beladen met alles wat scherp is en bochten van meer dan 90 graden zijn geen uitzondering. We worden steeds meer vermoeid en bij zonsondergang hebben we nog maar 120 km, zwaar pad, te gaan.
Dan komen we in een vallei, omringd door hoge rotsen. In een bijna ‘voelbare’ stilte. De mooiste bivakplaats van onze reis als een beloning voor het zware terrein. Het blijkt het eindpunt van de ‘divorce pass’ een bijna loodrechte afdaling, met halverwege een knik fors naar rechts en een diepe kuil die de bak vrijwel doet omtippen. Met een zucht van verlichting ‘landen’ we op onze bivakplaats. Ik heb niet eens meer de puf de stoelen uit te zetten, ik ben er finaal doorheen.
We hebben de hele dag niet één voertuig gezien en ik probeer me uit het hoofd te zetten hoe we morgen uit deze woestenij kunnen gaan komen. Twee naïeve oudjes zonder technische ervaring en maar een heel beperkte 4×4 rijervaring. Als ik ons laatste biertje scoor roept Trui: ‘ik zie een voertuig, nee ik zie er vier!!’. Kan niet anders dan een geintje zijn op deze idyllische plek, tot ik ze ook zie. Stap voor stap nemen die kleine voertuigen de hindernissen die Grote Bully och arme, ook heeft genomen. Het blijken een tiental blanke Namibiërs te zijn die al 20 jaar deze tocht, eenmaal per jaar maken. ‘Hebben jullie deze route écht met dat voertuig gemaakt? Waauw, petje af!’ Die konden we in onze zak steken. Toen we duidelijk maakten geen idee te hebben hoe de weg te vervolgen, gaven ze aan om 08.00 zich bij ons te melden. Ze gingen hun bivak een eindje terug opzetten en bier drinken.
Over angsten. Ik ontdek dat mijn verantwoordelijkheidsgevoel grote proporties heeft aangenomen. Ik maak me zorgen over wat we technisch kan gebeuren. Over het navigeren. Over de afstand tot de bewoonde wereld. Maar die grootste angst speelt zich af in mijn hoofd. Het heeft niets met mijn lichamelijkheid van doen, met de inspanningen om die tien ton voorzichtig langs scherpe rotsranden te loodsen, het speelt zich geheel af in mijn grote, maar ook zo beperkte hoofd. Wanneer de mannen dan ook aangeven samen met ons te rijden, valt alle spanning weg. Voelt het als een appeltje-eitje. Terwijl ook zij geen techneuten zijn en als we vast komen zitten kunnen zij alleen maar meehelpen scheppen. Maar toch, de spanning valt weg. We slapen als roosjes op die fantastische plek. We danken die 10 Namibische Engeltjes en de Engelen op onze schouder.
Nou dat appeltje-eitje was snel vergeten als om half acht, de jeeps voorrijden. De koele biertjes houden ze nu ql in de hand, hun ogen spreken bloedrode boekdelen van de vorige avond. Die ezelpaadjes worden als razenden genomen door die jeepies. Wij tuffen op een kwart van de snelheid en met dubbele inspanningen, de nauwelijks voor ons toegankelijke paadjes in. Ik probeer me niet aan hún snelheid te houden, maar ik voel de adrenaline pompen. Dan volgen we (alweer) een droge rivierbedding met mul-muller-mulst zand en komen we nog maar centimeters vooruit, terwijl die lichte jeepjes met plezier en vaart om ons heen dartelen. Verdomme, dat doet pijn. We brengen, na overleg met de Namibiërs de bandenspanning terug naar minder dan 2 Bar (mijn meter geeft als minimum 3 bar aan, maar ik tel het aantal seconden dat er lucht ontsnapt). Uiteindelijk blijken we nog 1,5 bar in de banden te hebben en volgens de Namibiërs kun je dan ook nooit vast komen zitten zolang je nog lucht in de banden hebt. Een merkwaardige en leerzame les. Maar wel een die werkt. Bully lacht om het mulste zand en we razen door die mulle rivierbedding tot onze verbazing en opluchting.
We halen het begin van de gravelroute nog voor het donker en besluiten uitgeput te overnachten bij een lodge / camping. We hebben het dik, heel dik gehad. Ondanks de meest indrukwekkende vergezichten, de imposante bergen en de lege woestijnen. Ik besluit dat nog eens te bekijken op de foto’s….. Met dank aan de Reddende Engelen uit Namibië.